Opgezocht, uitgeknipt en bewaard.
Deze keer geen verhaal, geen duiding, geen kwesties en geen vragen. Maar een intermezzo. Bestaande uit sonnet nummer 2 van William Shakespeare.
Soms hoor of lees je iets en dan sla je dat - misschien wel zonder dat je er erg in hebt - goed op in je eigen 'geheugenpaleis'. Sonnet 2 is er zo één. Enkele jaren geleden horen voordragen in het kerkje in Durgerdam. Opgezocht, uitgeknipt en bewaard.
Soms hoor of lees je iets en dan sla je dat - misschien wel zonder dat je er erg in hebt - goed op in je eigen 'geheugenpaleis'. Sonnet 2 is er zo één. Enkele jaren geleden horen voordragen in het kerkje in Durgerdam. Opgezocht, uitgeknipt en bewaard.
2
When forty Winters shall besiege thy brow,
And dig deep trenches in thy beauty’s field, Thy youth’s proud livery, so gazed on now, Will be a tattered weed of small worth held. Then, being asked where all thy beauty lies, Where all the treasure of thy lusty days, To say within thine own deep-sunken eyes, Were an all-eating shame and thriftless praise. How much more praise deserved thy beauty’s use, If thou could answer, ‘This fair child of mine Shall sum up my count and make my old excuse,’ Proving his beauty by succession thine. This were to be new-made when thou art old, And see thy blood warm when thou feel’st it cold. |
Als veertig winters je gelaat belagen,
Je schoonheid slagveld wordt, doorgroefd, doorleefd, Is ’t fier kleed van je jeugd, nu vol behagen, Een lorrig vod waar niemand meer om geeft. Vraagt men waarheen je schoonheid is vervlogen En waar de winst is van je wilde tijd, En zeg jij: in je diep verzonken ogen, ’t Zou loze lof zijn die ten hemel schreit. Je schoonheid was beter besteed als jij Ten antwoord geven kon: ‘Zie, mijn mooi kind Somt op wat ‘k ben en pleit mijn leeftijd vrij,’ Daar jij je schoonheid in hem wedervindt. Je was in hem vernieuwd al werd je oud, Je bloed zou warm zijn, ook al voelde ’t koud. |
Vertaling Peter Verstegen
***
Sonnetten, William Shakespeare, vert. P. Verstegen, Van Oorschot Amsterdam 2008. |
|